Eerder al hadden we gesprekken met Vlaamse (wereld)kampioenen en motorsporters zoals Marvin Vanluchene, Emile Mattheeuws of Marino Roets. Dit keer werken we grensoverschrijdend, want we kregen de kans het gesprek aan te knopen met wegracer (en levende legende) Michael Dunlop.
Michael Dunlop is ‘a real road racer.’ Een echte wegracer. Daarbij slaat ‘echt’ zowel op de weg waarop hij z’n ding doet, als hijzelf als racer. De wegen waarop Dunlop van leer trekt zijn niet de semi-veilige gesloten omlopen omzoomd met zandbakken en bandenmuren, maar de wegen van de Isle of Man TT, de Everest van het wegracen, maar evengoed de North West 200 en Ulster Grand Prix. Wegen die doordeweeks gebruikt worden door Colin en Eileen in hun Rover 75, maar dan 5 keer zo traag als Dunlop en z’n tegenstanders dat doen. Zo heeft Michael Dunlop het TT-ronderecord in de Supersport klasse op z’n naam staan, aan 210 km/u. Gemiddeld. Zonder enig respect voor muren, lantaarnpalen en ander straatmeubilair. En hij is een echte racer omdat hij geen andere manier van leven kent, laat staan wil kennen, zo blijkt.
Gewicht torsen
Michael Dunlop heeft het echt wegracen letterlijk met de paplepel meegekregen. Oom JoeyDunlop is met 26 zeges nog steeds de meest succesvolle Isle of Man TT-racer en een absolute wegracelegende. Maar neefje Michael ontbreekt slechts één extra TT-zege om op gelijke hoogte te komen. Vader Robert raakte nooit uit de schaduw van z’n oudere broer, mede door gruwelijke verminkingen aan armen en benen, maar was meer dan verdienstelijk met eigen TT- en andere zeges. En oudere broer William won nooit een TT, maar wel genoeg andere straatraces om de Dunlop-naam te eren.
Van de vier racende Dunlops is enkel Michael nog in leven. Zowel Joey, Robert als William verongelukten tijdens races. Het verlies dat Michael Dunlop in zich meedraagt, het gewicht van de Dunlop-dynastie torsend, is welhaast onmenselijk. En toch verschijnt Michael Dunlop elk seizoen opnieuw aan de start met het soort intensiteit die bovenal angst inboezemt. Bij toeschouwers én tegenstanders.
Bereid om harder te sterven
Die intensiteit was er niet altijd. Tot de North West 200 in 2008, slechts een steenworp verwijderd van de Dunlop-thuisbasis in het Ierse Ballymoney, reden zowel William als Michael onder de vleugels van vader Robert. Zonder er onderuit te komen. Daarbij was Michael als een wat pafferige, stille tiener allesbehalve de wegracende pletwals die hij nu is. Robert Dunlop kwam om het leven tijdens proefritten voor diezelfde NW200. Zoon William had in de smiezen dat er iets niet pluis was met de motor van z’n vader, maar slaagde er niet in z’n vader bij te benen en te waarschuwen. Hij zag z’n vader voor z’n ogen dodelijk verongelukken. De volgende dag verschenen William en z’n jongere broer Michael aan de start. De organisatoren wilden hen tegenhouden, maar beide broers duwden koppig hun motorfiets op de startgrid. En niemand durfde ze eraf te schoppen, uit vrees dat het publiek zou revolteren.
Uiteindelijk nam enkel Michael Dunlop de start en won de race met het soort overgave die op een baan als de NW200 geen lang leven beschoren lijkt. Het scheen ‘m geen zier te schelen of hij crashte of niet. Het was z’n eerste grote zege en één van de meest emotioneel beladen sportprestaties aller tijden. John McGuinness, de beste wegracer van het moment, werd derde en zag Michael Dunlop naar eigen zeggen veranderen van een jongen in een man. Een jaar later won Dunlop z’n eerste Isle of Man TT, in halfnatte, levensgevaarlijkeomstandigheden. Het was diezelfde John McGuinness die off the record verklaarde dat Dunlop bereid leek er harder voor te willen sterven dan alle anderen. En dat gevoel krijg je nog steeds. Michael Dunlop in de ogen kijken wanneer hij z’n helm opzet, voelt als kijken in de ogen van een zelfmoorterrorist die z’n bommengordel aantrekt. Een mix van staalharde motivatie, angst, wanhoop en waanzin.
Geen introspectie
En ondanks een schijnbare death wish, of toch weinig zorg om eigen lijf en leden, racet Dunlop na al die jaren nog steeds uiterst succesvol op de wegen. Met opvallend weinig crashes. Al lijken die nooit veraf. Met z’n instelling heeft Dunlop de bakens verzet. Waar voorheen een mooie, behoudsgezinde en vloeiende rijstijl de norm was om het goed te doen bij wegraces, al dan niet met een zekere veiligheidsmarge, lijkt onder impuls van Dunlop de totale overgave verreist. Op het scherpst van de snede en wellicht erover. Een race-gezegde luidt dat je niet snel genoeg gaat als je alles onder controle hebt, maar dat gaat niet op voor de TT en consoorten. Want één keer echt de controle verliezen betekent zo goed als zeker een gruwelijk einde. Michael Dunlop bekijk je tussen de vingers door. Z’n motor schuift, bokt en schudt een eind weg. Wat compleet niet te rijmen valt met de totale afwezigheid van enige vorm van veiligheidsmaatregelen langs de baan.
Volgens Steve Plater, ook TT-winnaar tot hij z’n linkerarm half verlamde, zou Dunlop nog sneller kunnen, mocht hij minder pushen en wat vloeiender te werk gaan. Z’n oom Joey was een voorbeeld. Vloeiender dan stromend water. Peter Hickman, Michael Dunlops taaiste tegenstander, houder van het absolute TT-ronderecord (218 km/u!) en qua persoonlijkheid de opgewekte en vriendelijke tegenpool van Dunlop, vertelde me ooit dat hij steeds met een zekere reserve rijdt tijdens de TT. Wanneer ik Dunlop daarmee confronteer mompelt hij iets onverstaanbaars en onfraais tussen z’n tanden door, terwijl z’n potje zichtbaar overkookt. Z’n ogen schieten vuur. Mocht Dunlop nog extra adrenaline en motivatie hebben voor de aankomende TT, dan vrees ik dat ik ‘m die net heb bezorgd…
Own man
Tot zover zich niks aantrekken van wat een ander zegt of denkt. Dat is een mantra die Dunlop graag herhaalt. Dat hij ‘his own man is.’ Zich niks van een ander aantrekt. Het uit zich ook naar teams die ‘m contacteren. Als iets ‘m ook maar een beetje tegenstaat durft hij een paar weken voor het seizoen of de TT een contract op te blazen en op een andere motor te stappen, waarbij hij desnoods zelf instaat voor al het werk om die motor klaar te stomen. En als sponsor mag je blij zijn als hij komt opdagen voor mediamomenten. Een ander z’n mening kan ‘m geen moer schelen. En daarom haat hij ook interviews. De rest van het interview verloopt dan ook stroever dan het al was begonnen. Op de vraag waarom hij wegracet krijg ikterug: ”Waarom speelt iemand golf? Volgende vraag.” Introspectie is iets waaraan Michael Dunlop niet meedoet. Hij voelt niet de nood om zichzelf ook maar enigszins te verklaren.
Glamoureus noch professioneel
Hij lijkt die attitude ook uit te stralen. Tijdens het interview, georganiseerd door sponsor D30 die beschermingsmateriaal voor motor en andere sportkledij vervaardigt, zit hij met een korte werkbroek aan tafel. Een werkbroek die hij gisteren nog aanhad terwijl hij het dak van z’n moeder’s huis repareerde. Bij min 7. Bijster professioneel komt het niet over. Glamoureus al helemaal niet. Hij antwoordt ook nors op de vraag of de kans op een 26ste of zelfs 27sterecordzege extra druk met zich meebrengt. Kan ‘m niet schelen. Of een gebrek aan training hem parten zal spelen. Geen idee.
En dan komt de vraag van een Franse collega of hij gelukkig is. “Nooit geweest. Ook niet als kind,” mompelt hij. Hij voelt zich enkel vrij op de motor, omdat hij daar met rust gelaten wordt. Maar gelukkig: neen. Een veelzeggend antwoord. Want hij straalt inderdaad geen geluk uit. De eerder genoemde Peter Hickman lijkt het leven te omarmen, wetend hoe het aanvoelt om een dik uur letterlijk tegen de dood aan te schuren. Maar Dunlop lijkt daarentegen totaal ontdaan van gelukhormonen. Op een halve dag zie ik ‘m slechts één keer in de buurt van een lach komen. Hij geeft mij de indruk van een angstig, aan z’n lot overgelaten, nukkig kind dat z’n gebrek aan zelfvertrouwen in alledaagse situaties overcompenseert met dat ene talent waarmee hij het verschil maakt. In zijn geval dus racen. Door straten én het leven. Waarbij enigen waarvan hij appreciatie zou kunnen gebruiken er gewoon niet meer zijn.
Demonen voorblijven
Eens alle uitgenodigde journalisten afdruipen, de één nog verbouwereerder dan de ander, ontspant Dunlop niet of nauwelijks. In 2023 hing het wegracen aan een zijden draadje, omdat niemand nog bereid scheen om de hele boel te verzekeren. Of toch niet aan een haalbare prijs voor organisatoren en rijders. Ik vraag ‘m aan de bar wat hij dan had gedaan? Gewoon harder gewerkt in z’n drie bedrijven. Hij is vannacht pas om 2 uur in z’n bed gekropen. Teveel werk.In die werkbroek. En om 5 uur opgestaan om hier op tijd in London te raken.
En schijnbaar doet hij zaken zoals hij racet. Gas tegen de stuit. Toen iemand niet wilde betalen, jatte hij gewoon de man z’n auto. Wegracen en keihard werken en vooral niet nadenken of reflecteren. Het voelt alsof Dunlop vooral niet ingehaald wil worden door de demonen die ‘m belagen, eerder dan tegenstanders op de baan. De iconische wegracereporter Mat Oxley, zelf een voormalig TT-winnaar die z’n broer Julian al racend verloor, zegt dat die demonen Michael Dunlop zullen inhalen. Willens nillens. Als hij z’n wegracen overleeft tenminste. En dat hij niet in de buurt van Dunlop wil zijn wanneer dat gebeurt…